Et la poésie, alors? - Palliatief
Gisteren was mijn gedicht 'Palliatief' te horen tijdens een nieuwe aflevering van het programma 'Et la poésie, alors?' op de Franstalige zender Radio Panik. De aflevering is volledig gewijd aan Vlaamse poëzie - en laat zien dat Nederlandstalige Belgische dichters zich niet onbewust zijn van de aanwezigheid van de dood. Grote dank aan samensteller en producer Anna Ayanoglou.
ROB DE VOS-PRIJS 2023
Woonzorgcentrum Ze leeft in een wereld van glas, is het breken constant nabij in scheve hoeken kruist ze verkeerde bewegingen vertrouwt de grond van alles het meest Ze bestaat in aanrakingen die ze bewaart onder vingertoppen, eeltplekken overgroeien haar verleden, leggen laag na laag over verweerde jaren Ze leeft van woorden die weinig ruimte innemen: ja, nee, misschien van de eenvoud van een bed waarin slaap niet venijnig komt, het herkauwen van verveling tussen kleurloze gordijnen De vitrine van haar geheugen etaleert meerkeuzevragen in haar hoofd, een bibliotheek vol ongrijpbare kansen Vanop een bank met een onveranderlijk uitzicht probeert haar blik radeloos wolken te verbinden Getroost door het ritme van een pompend hart zit ze haar blessuretijd uit Dit lichaam is haar laatste adres |
Jurycommentaar Hettie Marzak
In dit ontroerende gedicht klopt alles: de observaties, de beelden, de klanken. Zo zijn er de e-klanken in de eerste strofe die met regelmaat terugkeren en de a-klanken in de tweede strofe die dit gedicht melodieus maken. Bij hardop lezen komt dat nog het beste tot zijn recht.
Maar ook het beeld van de ‘wereld van glas’, dat gekoppeld wordt aan ‘het breken’ even verderop in het gedicht, dat vervolgens terugkomt in het glas van de ‘vitrine van haar geheugen’, is goed gekozen voor de breekbaarheid van de oude vrouw.
De dichter tekent een trefzeker beeld van een oude vrouw die lijdt aan dementie en die haar laatste dagen uitzit in een verzorgingstehuis. Hij doet dit zonder sentimentaliteit, maar met mededogen, door slechts te benoemen wat hij ziet en daar zijn gedachten over te laten gaan. Hij roept hier een voorstelling mee op die juist door de eenvoud zo aangrijpend is.
Opvallend is ook dat de lengte van de versregels afneemt naarmate het gedicht zijn einde nadert: zoals ook in het leven van de vrouw de dagen steeds minder in aantal worden. Alles wordt minder: haar geheugen, de woorden die tot haar beschikking staan, de afwisseling van de dagen. Alleen de meest basale dingen blijven over: een pompend hart, een lichaam.
De dichter heeft het verval van een mensenleven zó onder woorden gebracht dat iedereen zich een voorstelling kan maken van het leven in een woonzorgcentrum. Daarmee is het gedicht zowel actueel als tijdloos geworden en zal het steeds opnieuw weer mensen weten te raken, omdat het over ons allemaal gaat.
The Little Owl - Knotwilg
‘de dichter vertaalt de betekenis die zich langzaam prijsgeeft in naakte lijnen‘
door Alja Spaan
Taal is voor Steven Van Der Heyden een communicatiemiddel voor innerlijke dialoog alsook voor het zoeken daarbuiten want de grootste rijkdom is altijd de gedeelde. In die zin is hij graag onderdeel van een collectieve stem die oproept tot verandering. Woord en beeld blijven voor hem complementaire delen van dezelfde taal en een onlosmakelijke inspiratiebron voor elkaar.
Recensies
Afgelopen weekend maakte ik persoonlijk kennis met de Vlaamse dichter Steven Van Der Heyden (1974). Eerst tijdens een diner met Hans en Andrea Franse en Steven en daags erna bij de bundelpresentatie van de nieuwste bundel van Hans Franse...
De dichter is een spoorzoeker naar zijn eigen identiteit. In het gedicht In een mens lezen we: We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde,/ een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.// Elke ochtend stellen we ons samen. Uit Jij en ik: Een kladversie van mezelf/ zoekt al jaren het origineel. Spoorzoeker eindigt met Ik hou de wacht bij mijn vragen, zoek/ antwoorden in lege boekenrekken, Sabotage met de strofe De dubbelganger in de spiegel/ kruipt in mijn huid, versleten als dunne stof,/ vaag in de vorm van een lichaam, Aan mensen zit een aflopende kant met Gewogen en te licht bevonden/ je herkauwt herinneringen en schiet tekort.// Je krimpt tot niemand je herkent.
...
De gedichten van Steven Van Der Heyden zijn helder en raadselachtig tegelijkertijd: de lezer is meteen betrokken bij zijn werk, dat bij herlezing keer op keer prijsgeeft hoe vernuftig en sterk deze poëzie wel is.
Lucide, zorgvuldig, uitgewerkte poëzie
Het is altijd een genoegen om een door de Vlaamse Uitgeverij P uitgegeven bundel te beoordelen. Niet dat je niet hard moet werken, het zijn veelal leesavonturen, maar het is slechts hoog zelden dat het geen hoogwaardige poëzie betreft. Ook bij deze bundel Filigraan, de (solo) debuutbundel van de Gentse Steven Van Der Heyden, is dat het geval. Eerder schreef hij, in 2020, samen met Luc Martens een duo-bundel Tot ze koud is. Hij profileert zich ook als een klimaatdichter.
Ik ben nog niet uitgelezen; er is zoveel te ontdekken in deze gedichten. Misschien is het te vroeg voor een grondige recensie. Ik betreur het bijna dat ik , vanwege het feit dat ik in het buitenland schrijf (waar helaas de post wat minder betrouwbaar is), een elektronisch bestand toegezonden kreeg. Dit is bij uitstek poëzie om als bundel bij de hand te hebben, om in een verloren moment even in te kijken. Als je eerst een computer moet openen om even te kijken hoe het ook weer was verstoort de techniek de magie. Ik hoop oprecht dat Steven Van Der Heyden dit niveau vasthoudt en vooral dat hij zijn eigen geluid verder ontwikkelt.
Bij de eerste lezing trof ik gedichten aan, zorgvuldig geschreven; bijna altijd was het juiste woord getroffen. Hoe vreemd het ook klinkt: ik ervoer een trefzekere aarzeling. Er is hard gewerkt aan deze poëzie en vermoedelijk veel geschrapt in het proces van schrijven, waardoor een grote compactheid optreedt. Ik kreeg de laatste tijd nogal eens lange gedichten, vol engagement en het leed van de hele wereld, op mijn bureau. Misschien ben ik te veel de man van de korte krachtige poëzie, die je overrompelt in één keer, en misschien is het een kwestie van generatieverschil. Ze vervelen mij soms, zo lang, zo gezwollen, wat van der Heyden soms in één of twee regels zegt, komt, althans bij mij, beter over, maar je moet er én als dichter én als lezer wel voor werken om deze poëzie te te schrijven en te lezen. Om niet te spreken over recenseren.
Met Filigraan publiceerde Steven Van Der Heyden een zeer sterke bundel die op vele interessante vlakken inzoomt op de psyche van de mens. Het individu wordt met mooi mededogen onder het vergrootglas gelegd en wat de dichter daar aantreft, verwoordt en in beeld brengt, zal elke lezer aanspreken. Een bundel vol urgentie, zonder wereldvreemde toetsen of te gezochte formuleringen. Een dichter met vele juiste woorden op zak en op papier.
Ik heb erg gehouden van de bundel 'Filigraan' van klimaatdichter Steven Van Der Heyden, bij uitgeverij P.
Deze goede dichter maakt de geworpenheid van Heideggers Dasein pregnant aanwezig in zijn verzen. Met messcherpe precisie fileert hij het 'verlies onderweg': verlies van liefdes, van vaste waarden, van verleden, van schijn en illusie. Er is een pijnlijk mooi verwoorde afstand tussen het spiegelbeeld (als een 'dubbelganger') en het problematische lichaam dat zich spiegelt zonder zich daarom te herkennen.
Soms lijkt het alsof de dichter dood vindt wanneer hij leven boogt, het leven dan vooral van een problematische, helemaal niet vlekkeloze communicatie. De ontmaskering is een pijnlijk proces dat in fantoomgeluk verzandt: 'onze blikken haperen in de afstand'. Het verzwegene, het dood-gezwegene verstopt zich achter gratuite complimenten, het trekt zich terug achter default gevoelens en excuses, herkent zich veelzeggend in een mond die een glimlach weigert.
De dichter voelt zich 'geknot', hij moet als een knotwilg weer ontkiemen, maar aarzelt in het licht van een problematische communicatie. In deze bundel is het onvoltooide ik op zoek is naar een voleinding die er niet komt, al worden pogingen ondernomen om vrede te nemen met een 'kladversie op zoek naar het origineel'.
Steeds is er een sterke spanning tussen heden en verleden, terwijl de dichter zich pijnlijk bewust is van het onomkoombare feit dat hij vasthangt aan 'een' (bepaalde versie van) verleden. Wat vooral opvalt, en wat de bundel zo mooi maakt, is de vondst van eindeloos rake beelden (de slaap wordt krijt dat over een bord danst; de gebroken mens wordt een bundel gekwelde atomen; licht laat een geur na in smeulend vuur; gezichten staan enkel nog in lijsten enz.). Het geheugen valt, in deze poëzie 'met een huid', samen met een sensorische input die, naar mijn aanvoelen, bijzonder trefzeker verwoord wordt. Het verleden heeft de neiging stil te staan in eenzaamheid, afvalligheid, maar zelden werd die stilstand zo vloeiend geformuleerd, zo muzikaal haast.
Ik heb geen enkel vers gevonden dat ik als een breuk ervoer. De mens is inderdaad, in de woorden van de geciteerde César Vallejo, een triest zoogdier dat zich kamt; des te opmerkelijker is de schoonheid waarmee Steven Van Der Heyden de vergankelijke werking van de tijd verstilt, boven of ondanks alle redenen die er zijn om het ondermaanse te wantrouwen.