ROB DE VOS-PRIJS 2023
Woonzorgcentrum Ze leeft in een wereld van glas, is het breken constant nabij in scheve hoeken kruist ze verkeerde bewegingen vertrouwt de grond van alles het meest Ze bestaat in aanrakingen die ze bewaart onder vingertoppen, eeltplekken overgroeien haar verleden, leggen laag na laag over verweerde jaren Ze leeft van woorden die weinig ruimte innemen: ja, nee, misschien van de eenvoud van een bed waarin slaap niet venijnig komt, het herkauwen van verveling tussen kleurloze gordijnen De vitrine van haar geheugen etaleert meerkeuzevragen in haar hoofd, een bibliotheek vol ongrijpbare kansen Vanop een bank met een onveranderlijk uitzicht probeert haar blik radeloos wolken te verbinden Getroost door het ritme van een pompend hart zit ze haar blessuretijd uit Dit lichaam is haar laatste adres |
Jurycommentaar Hettie Marzak
In dit ontroerende gedicht klopt alles: de observaties, de beelden, de klanken. Zo zijn er de e-klanken in de eerste strofe die met regelmaat terugkeren en de a-klanken in de tweede strofe die dit gedicht melodieus maken. Bij hardop lezen komt dat nog het beste tot zijn recht.
Maar ook het beeld van de ‘wereld van glas’, dat gekoppeld wordt aan ‘het breken’ even verderop in het gedicht, dat vervolgens terugkomt in het glas van de ‘vitrine van haar geheugen’, is goed gekozen voor de breekbaarheid van de oude vrouw.
De dichter tekent een trefzeker beeld van een oude vrouw die lijdt aan dementie en die haar laatste dagen uitzit in een verzorgingstehuis. Hij doet dit zonder sentimentaliteit, maar met mededogen, door slechts te benoemen wat hij ziet en daar zijn gedachten over te laten gaan. Hij roept hier een voorstelling mee op die juist door de eenvoud zo aangrijpend is.
Opvallend is ook dat de lengte van de versregels afneemt naarmate het gedicht zijn einde nadert: zoals ook in het leven van de vrouw de dagen steeds minder in aantal worden. Alles wordt minder: haar geheugen, de woorden die tot haar beschikking staan, de afwisseling van de dagen. Alleen de meest basale dingen blijven over: een pompend hart, een lichaam.
De dichter heeft het verval van een mensenleven zó onder woorden gebracht dat iedereen zich een voorstelling kan maken van het leven in een woonzorgcentrum. Daarmee is het gedicht zowel actueel als tijdloos geworden en zal het steeds opnieuw weer mensen weten te raken, omdat het over ons allemaal gaat.