‘de dichter vertaalt de betekenis die zich langzaam prijsgeeft in naakte lijnen‘
door Alja Spaan
Taal is voor Steven Van Der Heyden een communicatiemiddel voor innerlijke dialoog alsook voor het zoeken daarbuiten want de grootste rijkdom is altijd de gedeelde. In die zin is hij graag onderdeel van een collectieve stem die oproept tot verandering. Woord en beeld blijven voor hem complementaire delen van dezelfde taal en een onlosmakelijke inspiratiebron voor elkaar.
Recensies
...
De dichter is een spoorzoeker naar zijn eigen identiteit. In het gedicht In een mens lezen we: We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde,/ een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.// Elke ochtend stellen we ons samen. Uit Jij en ik: Een kladversie van mezelf/ zoekt al jaren het origineel. Spoorzoeker eindigt met Ik hou de wacht bij mijn vragen, zoek/ antwoorden in lege boekenrekken, Sabotage met de strofe De dubbelganger in de spiegel/ kruipt in mijn huid, versleten als dunne stof,/ vaag in de vorm van een lichaam, Aan mensen zit een aflopende kant met Gewogen en te licht bevonden/ je herkauwt herinneringen en schiet tekort.// Je krimpt tot niemand je herkent.
...
De gedichten van Steven Van Der Heyden zijn helder en raadselachtig tegelijkertijd: de lezer is meteen betrokken bij zijn werk, dat bij herlezing keer op keer prijsgeeft hoe vernuftig en sterk deze poëzie wel is.
Lucide, zorgvuldig, uitgewerkte poëzie
Het is altijd een genoegen om een door de Vlaamse Uitgeverij P uitgegeven bundel te beoordelen. Niet dat je niet hard moet werken, het zijn veelal leesavonturen, maar het is slechts hoog zelden dat het geen hoogwaardige poëzie betreft. Ook bij deze bundel Filigraan, de (solo) debuutbundel van de Gentse Steven Van Der Heyden, is dat het geval. Eerder schreef hij, in 2020, samen met Luc Martens een duo-bundel Tot ze koud is. Hij profileert zich ook als een klimaatdichter.
Ik ben nog niet uitgelezen; er is zoveel te ontdekken in deze gedichten. Misschien is het te vroeg voor een grondige recensie. Ik betreur het bijna dat ik , vanwege het feit dat ik in het buitenland schrijf (waar helaas de post wat minder betrouwbaar is), een elektronisch bestand toegezonden kreeg. Dit is bij uitstek poëzie om als bundel bij de hand te hebben, om in een verloren moment even in te kijken. Als je eerst een computer moet openen om even te kijken hoe het ook weer was verstoort de techniek de magie. Ik hoop oprecht dat Steven Van Der Heyden dit niveau vasthoudt en vooral dat hij zijn eigen geluid verder ontwikkelt.
Bij de eerste lezing trof ik gedichten aan, zorgvuldig geschreven; bijna altijd was het juiste woord getroffen. Hoe vreemd het ook klinkt: ik ervoer een trefzekere aarzeling. Er is hard gewerkt aan deze poëzie en vermoedelijk veel geschrapt in het proces van schrijven, waardoor een grote compactheid optreedt. Ik kreeg de laatste tijd nogal eens lange gedichten, vol engagement en het leed van de hele wereld, op mijn bureau. Misschien ben ik te veel de man van de korte krachtige poëzie, die je overrompelt in één keer, en misschien is het een kwestie van generatieverschil. Ze vervelen mij soms, zo lang, zo gezwollen, wat van der Heyden soms in één of twee regels zegt, komt, althans bij mij, beter over, maar je moet er én als dichter én als lezer wel voor werken om deze poëzie te te schrijven en te lezen. Om niet te spreken over recenseren.
Met Filigraan publiceerde Steven Van Der Heyden een zeer sterke bundel die op vele interessante vlakken inzoomt op de psyche van de mens. Het individu wordt met mooi mededogen onder het vergrootglas gelegd en wat de dichter daar aantreft, verwoordt en in beeld brengt, zal elke lezer aanspreken. Een bundel vol urgentie, zonder wereldvreemde toetsen of te gezochte formuleringen. Een dichter met vele juiste woorden op zak en op papier.
Ik heb erg gehouden van de bundel 'Filigraan' van klimaatdichter Steven Van Der Heyden, bij uitgeverij P.
Deze goede dichter maakt de geworpenheid van Heideggers Dasein pregnant aanwezig in zijn verzen. Met messcherpe precisie fileert hij het 'verlies onderweg': verlies van liefdes, van vaste waarden, van verleden, van schijn en illusie. Er is een pijnlijk mooi verwoorde afstand tussen het spiegelbeeld (als een 'dubbelganger') en het problematische lichaam dat zich spiegelt zonder zich daarom te herkennen.
Soms lijkt het alsof de dichter dood vindt wanneer hij leven boogt, het leven dan vooral van een problematische, helemaal niet vlekkeloze communicatie. De ontmaskering is een pijnlijk proces dat in fantoomgeluk verzandt: 'onze blikken haperen in de afstand'. Het verzwegene, het dood-gezwegene verstopt zich achter gratuite complimenten, het trekt zich terug achter default gevoelens en excuses, herkent zich veelzeggend in een mond die een glimlach weigert.
De dichter voelt zich 'geknot', hij moet als een knotwilg weer ontkiemen, maar aarzelt in het licht van een problematische communicatie. In deze bundel is het onvoltooide ik op zoek is naar een voleinding die er niet komt, al worden pogingen ondernomen om vrede te nemen met een 'kladversie op zoek naar het origineel'.
Steeds is er een sterke spanning tussen heden en verleden, terwijl de dichter zich pijnlijk bewust is van het onomkoombare feit dat hij vasthangt aan 'een' (bepaalde versie van) verleden. Wat vooral opvalt, en wat de bundel zo mooi maakt, is de vondst van eindeloos rake beelden (de slaap wordt krijt dat over een bord danst; de gebroken mens wordt een bundel gekwelde atomen; licht laat een geur na in smeulend vuur; gezichten staan enkel nog in lijsten enz.). Het geheugen valt, in deze poëzie 'met een huid', samen met een sensorische input die, naar mijn aanvoelen, bijzonder trefzeker verwoord wordt. Het verleden heeft de neiging stil te staan in eenzaamheid, afvalligheid, maar zelden werd die stilstand zo vloeiend geformuleerd, zo muzikaal haast.
Ik heb geen enkel vers gevonden dat ik als een breuk ervoer. De mens is inderdaad, in de woorden van de geciteerde César Vallejo, een triest zoogdier dat zich kamt; des te opmerkelijker is de schoonheid waarmee Steven Van Der Heyden de vergankelijke werking van de tijd verstilt, boven of ondanks alle redenen die er zijn om het ondermaanse te wantrouwen.
Over mensen, sporen, interieurs, knotwilgen en Giacometti in Filigraan van Steven Van Der Heyden
Soms verraden titels meer dan we op het eerste gezicht vermoeden. In deze dichtbundel lijkt het oog van een gedicht niet het begin, maar het eindpunt van een nauwgezet schrijfproces. Ze hebben de fijnzinnigheid van iemand die zijn teksten tot het uiterste doorgrondt en van daaruit de essentie in een enkel woord weet te vangen en toch weet te verrassen. Wat volgt is, in essentie, het resultaat van een persoonlijke lectuur van een tiental (taal)composities uit de bundel.
“We herkennen de lucht uit eerdere valpartijen,
Lezen sporen die ouders in ons achterlaten.”
De Proloog van Filigraan, dichtbundel van Steven Van Der Heyden, ademt de belofte van een tocht: een existentiële afdaling eerder dan een vrijblijvende zondagswandeling. Lucht, drager van dromen of ambities, herinnert hier aan ‘valpartijen’. En het beeld van Breughels Icarus komt voor ogen: een lichaam verdwijnt uit het beeld, terwijl de wereld onverstoorbaar verder ploegt en vist. Hier is het niet de zon die verbrandt, maar het verleden dat sporen nalaat in het lichaam, onder de huid, In een mens.
“We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde
een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.”
De mens is een eindig geheel van materie met een beklemmend bewustzijn.
Terwijl Breughel buitenstaander blijft en getuigt van de eenzaamheid en pijn van de mens, schrijft Steven Van Der Heyden vanuit een innerlijkheid die zich schuilhoudt achter maskers, zich verliest in spiegelpaleizen en verdwaalt in “oerwoud(en) aan gedachten”. Het leven lijkt te bestaan uit een uiterst fragiel evenwicht, waarin haarscheuren onvermijdelijk zijn en waarbij alleen droom en verbeelding soelaas brengen.
Maar ook daar, in een schuilplaats voor kwetsbaren, lijkt het gevoel van veiligheid niet voldoende. Geen vorm is leeg genoeg is indringend en ronduit rauw. De openingsregel “Ik beraam een aanslag op mezelf” laat er geen twijfel over bestaan: doelbewust wordt een daad van zelfdestructie overwogen. Het lijden is onzichtbaar (“Verdwijnen doe ik in het volle zicht”), terwijl het lichaam wordt bestraft, gemarteld zelfs: “hoopje botten”, “kaal geschraapt”, “splinters in eigen vingers”, de buik vol “weerhaken” die geen hongergevoel meer wil.
Toch keert de titel van het volgende deel — Liever zijn we schuilplaats — het perspectief om. Tussen de splinters, het bot, de honger, groeit een onverwachte andere beweging. Na de wil tot zelfvernietiging klinkt een nieuw verlangen, niet om te ontsnappen, maar om van betekenis te zijn. Waar de ik-figuur eerder zelfbescherming zocht, stelt hij zich nu open als toevlucht voor een ander. Niet als redding, maar als gebaar, vanuit kwetsbaarheid.
Hier tekent zich een vorm van zingeving af: niet in grootse woorden of zekerheden, maar in het willen zijn van een veilige ruimte. Een stil antwoord op een wereld die vaak te hard, te luid, te onverschillig is.
De titel, Jij en ik, klinkt in eerste instantie als een lied over veilige havens en warme nesten. Maar al snel blijkt dat de verbondenheid slechts schijn is. ‘Jij en ik’ worden voorgesteld als “twee cirkels”, “twee sporen”, figuren die naast elkaar bestaan, maar elkaar nooit volledig raken.
Wat eerst lijkt op zorg en nabijheid, verandert in zelfopoffering. De ik-figuur cijfert zichzelf weg, noemt zich “een kladversie van mezelf”, een tijdelijke, onafgewerkte schets tegenover de ander. Alleen de stem vormt “een raakvlak”. Maar zelfs die poging tot nabijheid blijft vruchteloos: “de sporen komen nooit samen.” En de ik-figuur voorspelt voor zichzelf een onhoudbare zelfvervreemding. De slotregel, “blijf, zolang jij ons aankunt” balanceert tussen uitnodiging en ultimatum. Er klinkt een diep verlangen naar verbinding, maar ook een breekbare voorwaarde tot echtheid, zonder zelfverloochening. Het ‘ons’ vraagt geen versmelting, maar een eerlijke confrontatie met de complexiteit van twee afzonderlijke mensen.
Het geheugen van handen roept een rijk, subtiel beeld op dat zowel lichamelijk als emotioneel geladen is. Herinnering is niet alleen een niet-tastbare gedachte, maar schuilt ook in het lichaam, in een gebaar, in een aanraking, in wat handen deden of nalieten te doen.
“Nooit verdwijnen we uit wat ons vooraf gaat”. Het klinkt als een lucide berusting. Het resoneert diep met thema’s van overerving (‘slechte gewoontes’) van een verleden (‘oude verhalen’). In combinatie met beelden van verkrampte vingers door koude en het zoeken naar houvast, onthult het gedicht een existentiële strijd met wat voorafging, én een bewustzijn van de onvermijdelijke verbondenheid met dat verleden.
Een enthousiaste Prometheus stal het vuur van de goden en schonk het aan de mens. Als straf is de Titaan gedoemd tot eeuwige pijn. Zo ook de mens? Terwijl het vuur van de mythe spettert, suggereert het gedicht Vuur, een leerproces met draken, rook, as en verwoeste aarde. Het vuur is smeulend, moet gevoed worden “met vonken van steen op steen”. Het is geen godsgeschenk. Eerder een constante inspanning voor blijvende standvastigheid.
Spoorzoeker verwoordt beeldend de melancholie en het mysterie van vervlogen tijden. Is het “de straat [die] dit stoffige huis [bewaart]” of het geheugen van de dichter? Onuitwisbare, mooie en zintuiglijke herinneringen uit kindertijden dringen zich ritmisch op, met geur van tabak en vlaai. Maar het stopt plots (“Hier loopt het spoor dood”). Wat gebeurde maakt van het huis een plek, ontdaan van vreugde, en onschuld (“het beroofde land”). En een zorgeloze tijd sputtert op een zomerfiets. Grootouderlijk huis en Interieur, statige titels, onthullen filmische beelden van eenzaamheid, ziekte en aftakeling. In de haard ligt as en nestelen vogels. Alleen het hart herinnert zich meubilair, oude foto’s, boeken, kookpotten, glazen bollen. Daar leeft nog, als smeulend vuur, de “nestplek waar levens samenkomen”.
Verrassend schuilt het Prometheïsche vuur in een boom en meer bepaald de Knotwilg. Als een rots in een branding heeft hij doorweekte voeten, groeven en holtes. Zijn wonden zijn nu een bron van ontkieming en groei waarna het licht weer kan worden opgenomen. Hij is de standvastigheid, weerwind tegen zelf- vervreemding in de stormen van een leven.
Ik, Giacometti? En ik begrijp nu ten volle wat een gedicht kan zijn: “een geschraapte materie” tot een schoonheid die zich niet meteen prijsgeeft. De gedichten vormen het kunstig smeedwerk van het Filigraan. Ontdaan van alle ballast slaagt het er meesterlijk in te verwoorden wat niet (kan) gezegd word(en)t.
Wie zich waagt aan deze bundel, treft geen vrijblijvende woordkunst. Steven Van Der Heyden toont zich beheerst, bijna ingetogen, in zijn blik op de mens, onvolmaakt, breekbaar en tegelijk onmisbaar. Zijn werk ademt de overtuiging dat de ander onontbeerlijk is om onszelf te begrijpen. De titels functioneren hierbij niet als label, maar als lens: ze scherpen de blik en onthullen tegelijk diepere lagen van een gedicht.
Bea de Pauw, augustus 2025
Auteur en essayiste
Thema's als gouddraden vervlochten
Antoon Van den Braembussche - dichter en filosoof.
In deze diepgaande, filigraanachtig opgebouwde bundel komen een aantal thema’s aan de orde, die als gouddraden met en in elkaar vervlochten zijn. Zo vormen de kwetsbaarheid en de fragmentering van het individu, de onmogelijkheid om de Ander werkelijk te ontmoeten, de vervreemding en de zelfvervreemding van het individu, de onontkoombaarheid van het verleden steeds terugkerende thema’s.
Bart Stouten - presentator KLARA.
Steven is de meester van een eenvoud met doortrapte valluiken waarin het verborgene verschijnt. Hij beitelt met fijne ritmes en een verrassend mooie taalmelodie. Als een vakman pakt hij vertrouwde ideeën op en fileert ze tot vluchtlijnen om natuurbeelden te piloteren naar een poëzie met tellurische knotwilg-kracht. Steven is een nieuwe stem die zeker blijven zal.
Ann Van Dessel - dichter & schrijfcoach
Met scherp observerende pen gaat Steven op zoek naar de diepere lagen in zichzelf en herschikt in rijke beeldtaal ingeslepen patronen. De natuur, die vaak optreedt in zijn poëzie, houdt dit graafwerk sereen. Wat opgedolven wordt, filtert hij meedogenloos en kijkt de eigen sterfelijkheid in de ogen. Dit is poëzie om traag te bewandelen.
Titel: Filigraan
Auteurs: Steven Van Der Heyden
Verkoopprijs: € 18
ISBN: 978-94-93138-99-5
Een uitgave van uitgeverij P.
Het boek werd voorgesteld aan het publiek op 23 februari 2023 in de "Wattenfabriek" in Herzele.
De Sprekende Ezels
Hij is er weer! Voor het vierde jaar op rij bundelen De Sprekende Ezels originele teksten en tekeningen in een almanak.
Voor een prikje bewonder je 365 dagen lang een vers kunstwerk aan je muur. Aarzel niet en gun jezelf wat pret.
Prachtig vormgegeven door Jirka De Preter.
De Sprekende Ezels bieden al bijna 20 jaar een podium aan onbekend en gevestigd talent. Heel wat klinkende namen zetten er hun eerste podiumpassen. Dat talent vind je nu verzameld in een kalender van hoog niveau voor de perfecte start van het jaar!
Op 30 januari en 15 juli kan je de dag starten met een gedicht van Steven Van Der Heyden

Het was de achtste dag
(Uitgeverij P), gedichten bij de Verklaring van 30 november
Het boek werd voorgesteld aan het publiek op woensdag 30 november 2022 in de VUB.