Als de wind mijn kruin aanvalt,dreigend met mijn takken schudt,door mijn bladeren waaitheb ik sterke wortels nodigen een ruggengraat.
Niets blijft onaangetast, overal val je aflangs het spoor van je bedoelingover aarzelingen heentot je zwaarte ontbreekt.
“Tevreden met de plek waar ik stain de volheid van dit momentopent mijn zielde blik voor dagelijkse geschenkenhier en nu”